
Samuel Furfari schetst in The Truth About the COPs, 30 years of illusions, uitgebreid de geschiedenis en de waanzin van de jaarlijkse VN-klimaatconferenties.
Door Peter Baeten
Deze maand vindt de jaarlijkse klimaatconferentie van de landen van de VN weer plaats: COP30, deze keer in het Braziliaanse Belém. Doel van deze COP’s (Conference of the Parties) is het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen, vooral CO2.
Het probleem is: het werkt niet. Sinds deze conferenties begonnen in 1995 is de mondiale uitstoot van CO2 met ongeveer 65 procent gestegen en ligt onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen nog steeds boven de 80 procent. Samuel Furfari maakte als Senior Official op het gebied van energie voor de Europese Commissie (1982-2018) veel van de conferenties van dichtbij mee. Hij schetst in The Truth About the COPs, 30 years of illusions, uitgebreid de (voor)geschiedenis van de COP’s: van het werk van de Club van Rome via de Earth Summit van Rio de Janeiro in 1992, tot de eerste COP in Berlijn met (toen nog) minister Angela Merkel in een cruciale rol. Ook bepreekt Furfari de openlijke mislukking in Kopenhagen in 2009 en het ogenschijnlijke succes van Parijs 2015 (COP21), wat echter al snel om een flinterdun akkoord bleek te gaan.
Furfari zag en ziet de klimaathysterie met lede ogen aan en zal ongetwijfeld intern geprobeerd hebben om tegenwicht te bieden. Hij spreekt zich niet eens principieel uit tegen de reductie van broeikasgassen maar wijst vooral op de onhaalbaarheid van snelle decarbonisatie en op de drastische gevolgen ervan. Die gevolgen zien we nu vooral in Europa, want de rest van de wereld heeft logischerwijs helemaal geen zin in strenge klimaatmaatregelen. Van het begin af aan was het klimaatbeleid een Westerse, vooral Europese, Alleingang, ondersteund door media en NGO’s. Europa is dan ook het enige werelddeel waar de CO2-uitstoot sinds 1990 omlaag is gegaan (dat gebeurde eveneens in de VS maar dat heeft niet zozeer met beleid te maken als wel met hun overgang van steenkool naar schaliegas).
En nu zitten we dus in Europa met de gebakken peren. Dit wordt gelukkig voor steeds meer mensen duidelijk. Het grote publiek ziet ook steeds meer in dat zo’n COP één groot circus is, niet in het minst door de tienduizenden deelnemers die pontificaal met het vliegtuig komen. Het tij is de laatste drie conferenties dan ook aan het keren, constateert Furfari. Het realisme keert terug, de economie staat weer voorop en ook kernenergie mag weer op de agenda.
Furfari toont veel mededogen met de ontwikkelingslanden. Zij zouden niet moeten worden gedwongen om mee te gaan in het Westerse klimaatdenken. Hun eerste prioriteit moet verlichting van armoede zijn en daarvoor zijn fossiele brandstoffen nu eenmaal onmisbaar. Op de COP’s leidt dit altijd tot spanning tussen het Westen en de Global South. Deze laatste landen willen bovendien steevast grote sommen geld van het Westen, als compensatie voor vermeend historisch en toekomstig klimaatleed en voor klimaatadaptatie. Dat zal in Belém niet anders gaan. Op het laatste moment zal er wederom een vaag compromis uit de bus komen waarmee het gezichtsverlies voor alle partijen beperkt kan worden. En dan gaan we naar de volgende COP. Furfari is warm voorstander van het opdoeken van de COP’s maar constateert ook dat er nu nog teveel partijen (politiek) belang hebben bij het voortbestaan van het circus.
