Wie gisteren het nieuws volgde zal er, ondanks de verschrikkelijke gebeurtenissen in Israël, die logischerwijs het nieuws domineren, niet aan ontkomen zijn: het KNMI heeft nieuwe klimaatscenario’s gepubliceerd (Nieuwe KNMI-klimaatscenario’s: ‘Nederland moet zich voorbereiden op zwaardere weersextremen’) en zoals wel vaker bij klimaatnieuws geldt ook hier weer ‘het is erger dan we tot nu toe dachten’. De media deden een wedstrijdje ‘wie bedenkt de meest alarmerende kop’ (kies zelf de winnaar):
50 graden in Nederland? Kan, maar hóeft niet: KNMI komt met vier klimaatscenario’s (RTL Nieuws)
Nieuwe KNMI-scenario’s: grote gevolgen in Nederland door veranderend klimaat (NOS)
Droge zomers, risico op meters hoger zeeniveau: dit is het nieuwe Nederlandse klimaat (de Volkskrant)
Nederland moet zich opmaken voor ‘nachtmerries’ qua klimaat, zegt KNMI: Dertig tropische dagen per jaar en zeer droog (AD)
Nederlandse zomers worden heter, schrijft KNMI in nieuwe klimaatstudie. ’50 graden in de stad is niet uit te sluiten’ (NRC)
KNMI: grotere gevolgen klimaatverandering in nieuwe scenario’s (de Telegraaf)
Ik bekeek vanochtend om 10 uur aandachtig de presentatie die via een livestream te volgen was. Goed georganiseerd, inclusief een paar fraai gemaakte filmpjes. Ook de gebruikers (stakeholders) van de klimaatscenario’s kwamen aan het woord: de milieubeweging (WNF), het hoogheemraadschap en een boerin. Maar er stond ook een levensgrote olifant in de kamer en ging iemand van de aanwezigen daar nog iets over zeggen?
Die olifant heet het SSP5-8.5 scenario. Het IPCC gebruikte in haar laatste assessment vijf verschillende scenario’s. Het scenario geeft aan hoeveel broeikasgassen de mensheid in de komende eeuw zal gaan uitstoten. Dat hangt uiteraard van vele factoren af: bevolkingsgroei, economische ontwikkeling (hoe snel worden ook de derde wereldlanden rijk) en technologische ontwikkeling (komt er een doorbraak in CO2-vrije energie of zullen we het moeten doen met kernenergie, wind en zon).
Figuur 5 uit het rapport over de KNMI-scenario’s laat de verwachte ontwikkeling zien van de temperatuur bij de vijf verschillende IPCC-scenario’s. Het KNMI besloot slechts twee van deze vijf te gebruiken voor de scenario’s die gisteren naar buiten kwamen: het een na laagste scenario SSP1-2.6 en het hoogste scenario SSP5-8.5. Het lage scenario is ambitieus, de wereld zal dan een forse inspanning moeten leveren om fossiele brandstoffen te vervangen door CO2-vrije alternatieven. Maar de olifant in de kamer is dat hoogste scenario SSP5-8.5. Dit scenario ligt sinds enkele jaren onder vuur van (energie)deskundigen, die stellen dat het zo onrealistisch is dat het niet gebruikt zou moeten worden bij het adviseren voor beleid.
Business-as-usual
De KNMI-scenario’s bouwen voort op het zesde IPCC-rapport dat in 2021 verscheen. Het vijfde IPCC-rapport verscheen in 2013 gevolgd door de KNMI-scenario’s van 2014. Ten tijde van het vijfde IPCC-rapport heette dit hoge scenario nog RCP8.5. Het werd destijds door velen gezien en benoemd als een business as usual scenario. Business as usual betekent zoiets als doorgaan op de huidige voet. Als je dat 8.5-scenario voedt aan klimaatmodellen dan krijg je gemiddeld bijna 5 graden opwarming in 2100. Dat is enorm. Vijf graden is ongeveer het verschil tussen een ijstijd en een interglaciaal, de relatief warme periode tussen ijstijden in waarin we ook nu verkeren. In de kranten zeiden allerlei deskundigen dus dingen als: “Als we niets doen krijgen we 5 graden opwarming in 2100”.
Heel veel steenkool
De scenario’s starten in 2005 en aanvankelijk is het natuurlijk lastig om aan de hand van de emissiedata te bepalen op welke koers we zitten. In 2017 verschijnt echter de eerste belangrijke wetenschappelijke paper van Justin Ritchie die uitlegt dat RCP8.5 zeer onwaarschijnlijk is omdat het een terugkeer naar steenkool veronderstelt. De wereld gebruikt nog steeds veel steenkool en China en India bouwen ook nog steeds nieuwe kolencentrales, maar de laatste jaren bevindt het steenkoolgebruik zich min of meer op een plateau.
In 2018 verschijnt er een dik rapport van Rob de Vos en mijzelf over de KNMI-scenario’s uit 2014. Ons rapport is getiteld Waarom de KNMI-scenario’s niet zullen uitkomen. De titel is een knipoog naar de stelligheid waarmee het KNMI zelf hun scenario’s de wereld in slingerde. Maar dan al wijzen we op de onwaarschijnlijkheid van het gebruikte RCP8.5-scenario. Uit onze samenvatting (vet door mij aangebracht):
Het KNMI omschrijft RCP8.5 als een business-as-usual-scenario, maar dat is anno 2018 niet langer houdbaar. RCP8.5 is echter veel meer een worst case-scenario. Een manier om in 2100 op RCP8.5 uit te komen is bijvoorbeeld dat de wereld dan tien keer zoveel steenkool gebruikt als tegenwoordig. Dat is zeer onwaarschijnlijk. Een recente studie stelt dan ook dat RCP8.5 een onaannemelijk scenario is dat eigenlijk niet meer als referentie gebruikt zou moeten worden voor beleidsstudies. De bovengrens van 2,3°C aan opwarming in 2050 in de KNMI-scenario’s is gebaseerd op dit onaannemelijke RCP8.5-scenario.
Anno 2018 was het al niet langer vol te houden om RCP8.5 als een business-as-usual-scenario te gebruiken. We omschrijven het nog wel als een worst case-scenario maar anno 2023 is zelfs dat niet meer vol te houden. Want ook een worst case-scenario moet wel ‘plausibel’ zijn. Stel ik maak een scenario voor de ontwikkeling van de gemiddelde levensverwachting van de mensheid in 2100. Als laag scenario neem ik 60 jaar (is laag maar zou kunnen als we massaal bezwijken aan bijvoorbeeld welvaartsziekten) en als hoog scenario neem ik 480 jaar. Bij dat laatste getal zult u met uw vinger op uw voorhoofd tikken. Dat slaat nergens op. Compleet onzinnig.
Precies dit gebeurt echter bij het 8.5-scenario van het KNMI. In dat scenario verzesvoudigt in 2100 het steenkoolgebruik ten opzichte van nu. Op dit moment staan er zo’n 6000 kolencentrales in de wereld en dat aantal bevindt zich zoals gezegd enigszins op een plateau. In het 8.5-scenario zouden er tot 2100 zo’n 33.000 (!) nieuwe kolencentrales bij moeten komen. Dit is in strijd met alle verwachtingen van het IEA en ook de projecties van oliebedrijven.
In 2020 verschijnt er een paper van Burgess et al (met wederom Justin Ritchie en ook de bekende klimaatonderzoeker Roger Pielke Jr) die uitlegt waarom het 8.5-scenario niet langer gebruikt zou moeten worden (vet door mij aangebracht):
Our analysis supports the conclusions drawn by previous studies (Hausfather and Peters 2020, Pielke and Ritchie 2020) that high-emission AR5 (RCP8.5) and high-emission AR6 (i.e. SSP3-7.0 and SSP5-8.5) baselines should not be utilized as reference scenarios in climate research. A major reason is the unrealistically high assumed future coal usage in these scenarios.
Het KNMI heeft gisteren een wetenschappelijk rapport gepubliceerd van 374 pagina’s (!) met gedetailleerde uitleg over de totstandkoming van de scenario’s. Het zal u vermoedelijk niet verbazen dat de hierboven genoemde zeer relevante papers van Ritchie (2017) en Burgess (2020) niet vermeld worden in dit rapport.
In het zesde IPCC-rapport schreeuwt het IPCC ook niet van de daken dat het 8.5-scenario niet langer ‘plausibel’ is. Wel geven ze schoorvoetend toe dat dit scenario een ‘low likelihood’ (lage waarschijnlijkheid) heeft. Vervolgens verwijst het IPCC-rapport overigens het vaakst naar dit hoge scenario. Wij beschrijven de ontwikkelingen rond de scenario’s in detail in ons boek The Frozen Climate Views of the IPCC. Het hoofdstuk over de scenario’s heeft de toepasselijke titel Extreme Scenarios en kunt u hier als pdf downloaden. In dat hoofdstuk wijzen we op een nog recentere paper van Roger Pielke Jr (wederom met Burgess en Ritchie) dat stelt dat het SSP3.4-scenario op dit moment het beste overeenkomt met de waargenomen emissies. Dit scenario wordt echter niet eens genoemd in het IPCC-rapport. Dit scenario zou in 2100 (aangenomen dat je klimaatmodellen kunt vertrouwen, waarover een volgende keer meer) tot een opwarming van 2,2 graden kunnen leiden. Slechts een fractie boven de internationaal afgesproken doelstelling van Parijs dus.
Volksverlakkerij
Het KNMI zegt dus het volgende tegen de beleidsmakers, de pers, het volk: Als we in 2100 33.000 extra steenkolencentrales gebouwd hebben en we stoppen die aanname in ons klimaatmodel en we laten een supercomputer twee jaar ratelen, dan zijn dit de uitkomsten. Ze negeren daarbij vrijwel alle literatuur van de laatste jaren die heeft aangetoond dat dit scenario niet plausibel is en dus niet gebruikt zou moeten worden voor dit soort doeleinden. Ik zal het even onomwonden zeggen: de helft van alle getallen die de supercomputer heeft uitgespuwd, alles wat dus te maken heeft met dit hoge scenario, kunt u in de prullenbak gooien. Dit gaat niet gebeuren om de simpele reden dat de aannames totaal onrealistisch is. De scenario’s zoals nu gecommuniceerd naar de beleidsmakers en de media zijn ronduit misleidend. Het is vorm van volksverlakkerij en bangmakerij. En dat met publiek geld.
In een volgend artikel zullen we dieper inzoomen op de vraag hoe het KNMI zelf verantwoordt waarom ze dit scenario menen te kunnen gebruiken. Er valt sowieso nog veel meer over deze scenario’s te zeggen, ook over het gebruikte klimaatmodel. Want hoe goed zijn die modellen eigenlijk?
De komende weken en maanden zullen we hier geregeld op terugkomen. Bij voldoende financiering kunnen we een update maken van ons rapport Waarom de KNMI-scenario’s niet zullen uitkomen. Wij ontvangen hiervoor geen financiering van de overheid (en ook niet van de olie-industrie zoals geregeld beweerd wordt). Iedere steun voor dit werk is zeer welkom.