De afgelopen jaren kun je er de klok op gelijk zetten: als er ergens een rivier overstroomt wordt meteen een link gelegd met klimaatverandering. Dat geldt voor Nederland (overstroming Geul in 2021, géén klimaatkwestie) maar nog vaker voor bijvoorbeeld Duitsland. Dat laatste heeft onder andere te maken met het feit dat de meeste rivieren in Duitsland bergrivieren zijn, dat wil zeggen dalvormend. Dat laatste geldt overigens ook voor de Geul in Zuid-Limburg, dat is ook een bergrivier.  Als het dal smal is en de neerslag groot kan het water in bergrivieren snel stijgen. Dat kan grote problemen veroorzaken, ook al omdat veel dorpen en steden in dalen liggen.

Fig.1   Bron: Umweltbundesamt 2004

Figuur 1 toont de belangrijkste stroomgebieden van rivieren in Duitsland. Een stroomgebied is een gebied dat afwatert op één rivier. Vanwege de gevaren voor overstromingen worden de rivieren in Duitsland permanent gemonitord. En van die data worden vanaf 1961 mooie grafieken gemaakt, die dan weer in rapporten worden afgedrukt. Een van die rapporten is het Monitoringbericht 2023 zur Deutschen Anpassungsstrategie an den Klimawandel  t.b.v de Bondsregering.

Fig.2   Bron: Monitoringbericht 2023

De grafiek van figuur 2 toont het aantal hoogwaterdagen per stroomgebied per jaar. Boven de streep betreft het hoogwaterdagen in het winterhalfjaar (november t/m april), beneden de streep het zomerhalfjaar (mei t/m oktober).

Voor de indicator ’Hochwassertage Flussgebietes’ werden de overstromingsdagen op 75 meetstations verdeeld over de 5 grote stroomgebieden in Duitsland geanalyseerd. Overstromingsdagen zijn dagen waarop de gemiddelde dagafvoer hoger is dan de gemiddelde overstromingsafvoer bepaald voor het betreffende meetstation en locatie van de referentieperiode 1961-1990.

Wat opvalt is dat het aantal hoogwaterdagen in de loop van de tijd niet is toegenomen, zelfs wat afgenomen.

Fig.3   Bron: Monitoringbericht 2023

Op basis van de indicator voor overstromingsdagen kunnen echter geen uitspraken worden gedaan over de ernst van overstromingen. Daarom is ook gekeken naar de piekafvoeren. De gekleurde staven tonen het percentage meetstations (linker as) dat op basis van de piekafvoer (daggemiddelde waarde) in het hydrologische winter/zomerhalfjaar kan worden ingedeeld in onderstaande categorieën  1, 2 of 3. Daartoe wordt de afvoer vergeleken met de langjarig gemiddelde hoogwaterafvoer (MHQ). De categorieën zijn als volgt gedefinieerd:

1: De piekafvoer is 1,5 tot <2 keer hoger dan de MHQ winter/zomer1961-1990
2: De piekafvoer is 2 tot <2,5 keer hoger dan de MHQ winter/zomer1961-1990
3: De piekafvoer is tot >=2,5  keer hoger dan de MHQ winter/zomer1961-1990

Een piekafvoer in categorie 1 in het winterhalfjaar komt overeen met een terugkeerperiode van vijf tot 20 jaar. Een piekafvoer van categorie 2 komt overeen met een afvoer die (volgens eerdere waarnemingen) eens in de 20 jaar tot eens in de 50 jaar voorkomt. Als een hoogwaterafvoer als categorie 3 wordt gecategoriseerd, kan op basis van de waarnemingen tot nu toe worden aangenomen dat een dergelijke afvoer minder vaak voorkomt dan eens in de 50 jaar. De kleine grijze streepjes tonen de maximale piekafvoer per jaar gemeten (in aantal maal MHQ, rechter as).

Uit de grafiek blijkt dat de meer extreme overstromingen meestal in de zomermaanden optreden. Statistisch significante trends ontbreken ook hier, met uitzondering van een afname van het aandeel meetpunten in de categorie gemiddeld hoogwater in het zomerhalfjaar.

Conclusie: de data tonen dat vanaf 1961 er geen sprake is van een toename van hoog water in de Duitse rivieren, maar zelfs hier en daar van een lichte afname. Wat maar weer eens aantoont dat je beter niet op je gevoel kunt afgaan in dit soort zaken: meten is weten.

 

(Overgenomen van klimaatgek.nl)