Opinieartikel van
Foto Knooppunt Zuidbroek
De uitspraak van de Raad van State over windmolens in Delfzijl haalt ook andere milieuvergunningen onderuit, waarin burgers niet zijn gekend, stelt Albert Koers, emeritus hoogleraar rechtsgeleerdheid.
De rapen zijn gaar voor de initiatiefnemers van windparken op land. De recente uitspraak van de Raad van State die de bouw van zestien windmolens bij Delfzijl heeft stilgelegd, heeft grote gevolgen. En niet alleen voor de plannen daar in Delfzijl.
In de media wordt de indruk gewekt dat het gaat om uitstel van plannen voor windparken op land, maar dat is lang niet het hele verhaal want ook vele andere landelijke milieuvoorschriften zijn vastgesteld zonder voorafgaande Milieueffectrapportage (MER). Waardoor die voorschriften, zo zegt de Raad van State nu, niet rechtsgeldig zijn en vervangen moeten worden door lokale regels. En dus kan elke vergunning gebaseerd op één van die landelijke voorschriften onderuit worden gehaald met een beroep op dat “tussenvonnisje” voor dat windpark bij Delfzijl. Elke omgevingsvergunning, elk bestemmings- of inpassingsplan gebaseerd op het zogeheten Activiteitenbesluit of de Activiteitenregeling staat op losse schroeven! En ook de milieuvoorschriften van de nieuwe Omgevingswet zijn tot nu toe niet onderworpen aan een MER. Nog meer uitstel?
Foto Meedhuizen
Europees recht
In het Tijdschrift voor Omgevingsrecht van december 2020 riepen Herman Bröring , hoogleraar aan de RUG, en ik de Raad van State op om de milieuvoorschriften voor windturbines te laten toetsen aan het Europese recht bij het Hof in Luxemburg. De aanleiding voor onze oproep was het “Nevele arrest” van juni 2020. In dat arrest had het Europese Hof namelijk ondubbelzinnig geconcludeerd dat Vlaamse wettelijke voorschriften voor windparken niet rechtsgeldig zijn omdat Vlaanderen ze had vastgesteld zonder voorafgaande MER zoals het Europese recht eist. Bröring en ik wezen er op dat in Nederland in 2010 soortgelijke voorschriften waren vastgesteld, ook zonder voorafgaande MER.
Op basis van dat Nevele arrest van het Europese Hof oordeelt de Raad van State nu in het tussenvonnis over het windpark bij Delfzijl dat ook de Nederlandse milieuvoorschriften voor windturbines in strijd zijn met het Europese recht. En dat die voorschriften dus niet mogen dienen als basis voor het verlenen van vergunningen voor windparken. De gemeente Eemsland krijgt 26 weken de tijd om met eigen, lokale voorschriften te komen. Maar dan wel nadat er eerst een MER is opgesteld die voldoet aan de Europese eisen. Dus ook na inspraak van burgers over de opzet van die MER.
Burgers monddood gemaakt
Meer in het algemeen: tegen die nu onrechtmatig verklaarde landelijke voorschriften hadden burgers geen mogelijkheden van bezwaar en beroep. Wat ook exact de reden was om in 2010 lokale voorschriften te vervangen door een algemeen verbindende wettelijke regeling. Die mogelijkheden hebben burgers nu weer wel want we zijn terug bij de situatie van voor 2010. Dat “tussenvonnisje” geeft dus weer stem aan burgers die in 2010 monddood zijn gemaakt.
Het gaat dus om veel meer dan vertraging bij de bouw van windparken. De rapen zijn gaar voor alle landelijke milieuvoorschriften die werden vastgesteld zonder voorafgaande MER. En de rapen zijn ook gaar voor politici en bestuurders die dachten burgers buitenspel gezet te hebben. Sterker: het Europese Hof heeft expliciet gezegd dat politici en bestuurders alles moeten doen om de rechtsgevolgen van eerder onrechtmatig handelen ongedaan te maken.
Hoe heeft het zover kunnen komen? Geef vooral niet “Brussel” of “Luxemburg” de schuld want na een eerdere uitspraak van het Europese Hof in 2016 hadden in Den Haag de alarmbellen al moeten afgaan. Ik weet het antwoord op de vraag niet – parlementaire enquête? – maar ik zie wel een parallel met de stikstof-miskleun en het gejok over de pulsvisserij: zelfoverschatting binnen de Haagse bubbel, het idee dat we er wel mee wegkomen. Totdat de realiteit die bubbel lek prikt.