Fig.1   Bron: KNMI

Overgenomen van klimaatgek.nl

Het KNMI heeft weer een nieuwe klimaatstreepjescode gepubliceerd, net als de afgelopen paar jaren. Ik lees op de KNMI site:

“KNMI-klimaatonderzoeker Karin van der Wiel maakt ieder jaar de klimaatstreepjescode voor Nederland. De klimaatstreepjescode is een kleurrijke weergave van hoe het klimaat in Nederland sinds 1901 is veranderd. Elke streep in de code staat voor de gemiddelde temperatuur van een jaar.

De kleuren variëren van donkerblauw (koude jaren) tot donkerrood (warme jaren). De trend is duidelijk: Nederland wordt warmer. In de eerste helft van de vorige eeuw zijn veel strepen blauw, wat betekent dat het toen koeler was. De laatste decennia zie je steeds meer rode strepen, omdat de temperaturen sneller stijgen. Dit komt vooral door menselijke activiteiten, zoals het verbranden van fossiele brandstoffen. De toename van temperatuur heeft gevolgen voor ons allemaal, zoals vaker hittegolven en meer zware regenbuien.”

Die laatste zinnen heb ik even cursief gedrukt. Ze laten mooi zien dat de mensen bij het KNMI klimaatverandering tamelijk eenzijdig benaderen. Ik heb hier al vaker laten zien dat de temperatuurtoename in ons land gedurende de afgelopen decennia vooral het gevolg is van twee zaken, namelijk veel meer zon (zie o.a. hier en een verandering in de luchtcirculatie (zie o.a. hier). Dat menselijke activiteiten ook een rol spelen vanwege stijgend CO2 is best mogelijk, maar als je je vooral op één factor, CO2, richt is er het gevaar dat er een soort ‘blindheid’ voor andere factoren ontstaat.

Fig.2   Bron: WUWT

Die van-blauw-naar rood streepjes zijn bedacht door prof Ed Hawkins van de University of Reading. Figuur 2 toont de streepjescode volgens Hawking voor de aardse temperatuur van 1850-2023. Deze grafiek is gebaseerd op Hadcrut5 data (anomalieën), waarbij het temperatuurverschil tussen het koudste jaar (1904) en het warmste jaar (2023) ongeveer 1,5 °C. is. Identieke kleuren in de figuren 1 en 2 betekenen dus niet identieke temperaturen. Het is een soort elastische schaal, waarbij het donkerste blauw het koudste jaar vertegenwoordigt en het donkerste rood het warmste jaar. Jeugdjournaal-statistiek.

Zo’n klimaatstreepjescode is dus vooral een visueel ‘hulpmiddel’ en geeft geen exacte informatie. Maar is dat erg? Anthony Watts en Charles Rotter schreven vorig jaar op de populaire klimaatsite WhatsUpWithThat een mooi artikel over die klimaatstreepjescode. Ze schrijven: “Ziet er onheilspellend uit, toch? Dat is precies wat ze willen dat je denkt. Dit is geen klimaatwetenschap, dit is visuele propaganda voor leunstoelklimatologen aka klimaatactivisten.” Een terechte opmerking: door die elastische schaal van donkerblauw naar donkerrood is er nauwelijks sprake van informatieoverdracht en veel meer van beeldvorming.

Fig.3   Bron: WUWT

Om dat laatste duidelijk te maken plaatsten Watts en Rotter de grafiek  van figuur 3 bij hun verhaal. Figuur 3 toont de klimaatstreepjescode voor een periode met een geologische tijdschaal, het Cenozoïcum, van 66 miljoen jaar geleden tot heden. Het aardige van figuur 3 is dat als je die periode van 66 mln jaar vergelijkt met de grafieken 1 en 2 (met een lengte van respectievelijk 124 jaar en 174 jaren) het beeld omgekeerd isHet laat zien dat het in het geologische verleden veel warmer was en we ons nu in een koude periode bevinden.

De rode lijn in figuur 3 is de aardse temperatuur (temperatuurproxy), afkomstig van Hansen et al., 2008. Met behulp van de data van Hansen is af te lezen dat het temperatuurverschil in de afgelopen 66 mln jaar méér dan 18 °C was, van het warmste streepje zo’n 51 mln jaar geleden tot het koudste streepje in het heden.

Men zou kunnen tegenwerpen dat die door het KNMI en anderen aan de mens toegeschreven opwarming van de laatste decennia in de grafiek van figuur 3 niet te zien is vanwege het verschil in horizontale schaal. Dat klopt, de horizontale as van het Cenozoïcum heeft noodzakelijkerwijs een veel lagere resolutie. Maar bedenk dat dat resolutieverschil geldt voor alle 66 miljoen jaren. Hadcrut5 non infilled geeft voor de periode 1850-2023 een globale temperatuurstijging van ruim 1 °C. Hoeveel van die relatief korte (174 jaren) periodes met een temperatuurstijging van 1 °C zijn er dus niet te zien in de grafiek van figuur 3 vanwege die lage resolutie?

Fig.4   Data: KNMI

Figuur 4 toont het verloop van de gemiddelde jaartemperatuur in De Bilt van 1901-2024. Goed te zien is dat de temperatuur van 1901 tot 1989 nauwelijks een trend laat zien. Dat is al vreemd als je zoals het KNMI er van uitgaat dat het vooral de toename van het atmosferisch CO2 is dat klimaatverandering veroorzaakt. En tussen 1901 en 1989 is het atmosferisch CO2 gehalte met meer dan 50 ppm toegenomen.

De grafiek van figuur 4 toont een temperatuursprong in 1989 (zie o.a. hier) en heeft daarna een vlak verloop tot 2013. Daarna stijgt de temperatuur weer. De jaren 2023 en 2024 waren inderdaad de warmste van de tijdreeks, met 11,8 °C. Maar in een artikel van 1 oktober 2024 liet ik zien dat het nogal uitmaakt op welke wijze men met de data omgaat. Dat artikel schreef ik naar aanleiding van een bericht in de Telegraaf dat ‘het regenrecord maar verbroken’ bleef worden. Dat bleek niet zo te zijn maar die conclusie van de krant was het gevolg van het feit dat we vaak in kalendermaanden en -jaren rekenen. Als je dat niet doet maar gebruik maakt van het voortschrijdend gemiddelde kan dat het beeld beïnvloeden.

Geldt dat ook voor de ‘record’ warme jaren 2023 en 2024? Ik maakte gebruik van het 365-daags voortschrijdend gemiddelde van 1 januari 1901 t/m 31 december 2024. Als je niet de gemiddelde temperatuur per kalenderjaar gebruikt maar het voortschrijdende 365-daags gemiddelde vanaf 1901 dan ziet de tijdreeks er zo uit:

Fig.5   Data: KNMI

Nu is te zien dat niet de kalenderjaren 2023 en 2024 de warmste jaren waren, maar de periode rond eind oktober 2006. Het maakt dus blijkbaar nogal wat uit in welk deel van het jaar het relatief warm was.

Dat werd ook opgemerkt door de NOS in een artikel over de streepjescode 2024:

De hoge gemiddelde temperatuur komt wellicht als een verrassing. De zomer, die na een recordwarme lente kwam, kende veel bewolking en neerslag en zal door veel Nederlanders als druilerig en kil zijn ervaren. Juni en zomervakantiemaand juli waren ook kouder dan gemiddeld. Maar de overige maanden waren veelal juist warmer, wat het gemiddelde opkrikt.”

Dat laatste is niet waar. Ik heb de tijdreeksen van Tx (maximum etmaaltemperatuur) en Tn (minimum etmaaltemperatuur) van De Bilt bekeken. Het bleek dat geen enkele maand in het jaar 2024 een record Tx laat zien. Wel waren er 3 maanden met een record Tn (minimum temperatuur hoger dan voorheen), namelijk februari, maart en mei. Tn valt meestal aan het einde van de nacht, en hoge waarden in de drie genoemde maanden wijzen vaak naar relatief veel aanvoer van zachte lucht (Z tot ZW) en/of meer bewolking die nachtelijke uitstraling hindert. Dit is de grafiek van maart 2024:

Fig.6   Data: KNMI

Tot slot heb ik even gekeken naar het verloop van het aantal zomerse dagen, tropische dagen en vorstdagen per jaar vanaf 1901. Voor de periode 1901 tot september 19541 heb ik uiteraard gebruik gemaakt van de gemeten data van De Bilt, niet van de gehomogeniseerde data. Voor een uitleg over die kwestie zie dit artikel.

De door het KNMI aangekondigde correctie (in 2023) op de gehomogeniseerde data heeft overigens nog steeds niet plaatsgevonden, vandaar dat ik gebruik maak van de gemeten temperaturen.

Fig.7   Data: KNMI

Het aantal zomerse dagen (Tx ≥ 25°C) vanaf 1901 (figuur 7) vertoont twee periodes met verhoogde aantallen, namelijk in de jaren ’30 en ’40 van de vorige eeuw en vanaf 1989. Tussen 1950 en 1989 was er sprake van een koelere periode met minder zomerse dagen.

Fig.8   Data: KNMI

Het aantal tropische dagen per jaar (Tx ≥ 30°C) in figuur 8 laat eenzelfde verloop zien als het aantal zomerse dagen. Opvallend is het record aantal tropische dagen (18!) in de zomer van 1947, maar ook opvallend zijn de aantallen tropische dagen in 2018, 2019 en 2022.

Fig.9   Data: KNMI

De grafiek van figuur 9 tenslotte toont het verloop van het aantal vorstdagen (Tn < 0°C) per jaar. Hier lijkt geen sprake van een trendwijziging tussen 1950 en 1989. Het aantal vorstdagen lijkt tot eind jaren ’80 vrij constant, met uiteraard schommelingen van jaar tot jaar. Vanaf ongeveer 1989 neemt het aantal vorstdagen plotseling af. Dit is de opvallende ‘sprong’ in veel tijdreeksen als gevolg van een omslag in de luchtcirculatie op onze breedte. Zoek eens op “sprong” in het zoekvenster rechtsboven.

Het jaar 2024 toont het laagste aantal vorstdagen van de hele tijdreeks, overeenkomend met de vrijwel constante aanvoer van maritieme lucht gedurende de eerste maanden van het jaar 2024 Die e luchtsoort bracht ons land in de eerste maanden niet alleen enorme hoeveelheden regen maar ook opvallend zachte lucht. Logisch.

Overgenomen van klimaatgek.nl