Door Jon van Diepen

Bron: Shutterstock

Na 25 jaar komt er een nieuwe Energiewet. Volgens veel deskundigen biedt de voorgestelde Energiewet belangrijke kansen om de energietransitie in goede banen te leiden en de werking van de energiemarkt te verbeteren. De wens is dat deze wet genoeg handvatten biedt om Nederland in 2050 CO2-neutraal te maken. Uit de Deskundigenbijeenkomst van 10 september blijkt dat het maar zeer de vraag is of dat met het huidige wetsvoorstel gaat lukken.

Tijdens de bijeenkomst waren er twijfels over het draagvlak voor de wet; draagvlak zowel vanuit de consumenten als vanuit de industrie. Vanuit de drie deskundigen op het gebied van ‘Consumenten en Energiearmoede’ was er grote zorg over de betaalbaarheid van de (toekomstige) energierekeningen van burgers en met name voor de zogenoemde kwetsbare afnemers. Nibud stelt dan ook: De nieuwe energiewet moet rekening houden met huishoudens die extra kwetsbaar zijn bij prijsstijgingen. Voor hen moet de energierekening betaalbaar blijven. In de nieuwe wet komt dan wel een ‘Modelcontract met vaste prijzen’ maar terecht stelt Gaslicht.com: Hoe gaat ervoor gezorgd worden dat de modelcontracten marktconform zijn, volgens aanbod op maat worden gepresenteerd en op eenvoudige wijze breed in de markt afsluitbaar zijn? Ten slotte maakt ook TNO zich zorgen over de ongelijkheid tussen groepen burgers, wat zorgt voor ondermijning van het draagvlak. En een slecht draagvlak zorgt onherroepelijk voor vertraging van de energietransitie!

Armoede
De energiearmoede voor kwetsbare afnemers is nu (tijdelijk) minder ernstig maar de situatie voor met name energie-intensieve bedrijven is momenteel zorgwekkend. Zij ondervinden nadelige gevolgen van de hoge netwerktarieven en elektriciteitsprijzen, die aanzienlijk lager zijn in omliggende landen. De wet biedt geen verbetering voor huidige situatie van de (energie-intensieve) industrie.

Hogere energiekosten ondermijnen het draagvlak. En de kosten zullen zeker gaan stijgen. Zo schat Energieteam 2050 dat een CO2-vrij energievoorziening in dat jaar, zo’n 300 tot 600 miljard euro gaat kosten. Dit is mede afhankelijk van hoeveel (zware) industrie in dat jaar nog in ons land aanwezig is. Deze kosten zijn o.a. nodig voor investeringen in de ‘verzwaring’ van het elektriciteitsnet door netwerkbedrijven als Tennet, Liander, Stedin (8 miljard euro per jaar!). Er is bovendien grote kans dat deze kosten uiteindelijk flink hoger gaan uitvallen dan begroot, bijvoorbeeld de kosten van Net op Zee.

Daarnaast stelt de TU Delft dat Wind op Zee gesubsidieerd moet blijven worden om zo een overaanbod aan electriciteit te creëren. Dit overaanbod is nodig om, in de toekomst, waterstoffabrieken van groene stroom te voorzien. Voor de productie, transport en opslag van groene waterstof zijn nog geen precieze kosten bekend maar deze zullen ook in de miljarden euro’s lopen.

Ten slotte kan de minister de transmissiesysteembeheerder voor elektriciteit opdragen een strategische reserve in te richten. Dit is zeer wenselijk omdat er volgens de modellen na 2030 voor minimaal 200 uur geen zekerheid is op voldoende elektriciteit. Kosten voor extra regelbaar (fossiel) vermogen als backup zal dus ook meegenomen moeten worden.

Balans
Er zal een balans moeten zijn tussen de bescherming van kwetsbare consumenten en financiële ruimte voor ondernemerschap. Zonder een goed business-model zal er niet of nauwelijks geïnvesteerd worden in de energietransitie. Dit geldt in het bijzonder voor de private CO2- en waterstofmarkt. Volgens deze marktspelers zorgt de nieuwe wet zelfs voor een achteruitgang. De achtergrond is dat publieke infrastructuurbedrijven, zoals Gasunie, hun bevoegdheid mogen uitbreiden met infrastructuur voor de invoer, uitvoer, doorvoer, omzetting of overslag van waterstofgas, waterstofdragers en CO2.

Deze uitbreiding leidt, volgens de private spelers, tot marktverstoring, omdat publieke infrastructuurbedrijven door hun overheidspositie oneigenlijke concurrentievoordelen hebben ten opzichte van private spelers. Hierdoor worden private initiatieven ontmoedigd. Dit kan voor verminderde draagkracht zorgen voor de ontwikkeling van de waterstofmarkt, die immense (private) investeringen vraagt en nu nog maar in de kinderschoenen staat.

Waterstof is de bottleneck
Die waterstofmarkt is de bottleneck van de huidige opzet van de energietransitie. Momenteel is de Nederlandse productiecapaciteit voor groene waterstof nog heel klein (1MW) en deze zal minimaal 10GW (= 10000 x groter) moeten worden om de overcapaciteit van wind- en zonne-energie voldoende te kunnen opvangen. Hoe realistisch is dit? Oftewel hoe wenselijk is het om hier blijvend in te investeren?

Het doel van het Nederlandse Energiebeleid is een CO2-neutraal 2050. Dit zal moeten gebeuren door een (vrijwel) gehele elektrificatie van het energievoorziening. Momenteel komt energie voor zo’n 90% uit moleculen van olie, gas, kolen en biomassa. Slechts 10% komt van elektronen uit zon, wind en kernenergie. Vrijwel alle energie voor transport, industrie en verwarming voor de gebouwde omgeving en de landbouw komt nu van fossiele moleculen; dit zal dus in de toekomst van elektriciteit moeten gaan komen. Die uitdaging is groot.

De strategie is dat alle benodigde elektronen moeten komen uit zonne- en met name windenergie. Deze beide vormen zijn echter afhankelijk van het weer. Dit resulteert in pieken en dalen in de stroomproductie en dit sluit niet goed aan bij de stroomvraag. Bij stroompieken worden wind- en zonneparken nu deels afgeschakeld om de stroomvraag en het stroomaanbod in evenwicht te houden. Om dit structureel op te lossen is opslag van elektriciteit een must-have voor het slagen van de energietransitie. Een batterij is de bekendste vorm van elektriciteitsopslag maar voor grootschalige of langdurige opslag is een batterij niet geschikt, terwijl juist grootschalige (seizoens)energieopslag nodig is voor grote warmtevraag in de koude wintermaanden. Deze energieopslag voor de wintermaanden komt nu vanuit bergingen vol met aardgasmoleculen. Maar in de toekomst moet dat komen van waterstofmoleculen.

De focus op waterstof komt omdat dit gas de makkelijkste vorm is om elektriciteit grootschalig op te slaan. De omzetting van elektriciteit naar waterstof gebeurt door elektrolyse waarbij waterstof geproduceerd wordt (door een reactie van elektriciteit met water). Waterstof is dus ‘slechts’ een energiedrager en geen energiebron die de energie levert vanuit de natuur.

Nederland heeft een ambitieuze waterstofstrategie opgesteld. De grote overschotten van zon- en windenergie worden omgezet naar groene waterstof. Dit kan vervolgens worden ingezet als energiedrager voor industrie, zwaar transport en voornamelijk als opslag van hernieuwbare energie. Op windloze of windluwe momenten kan de opgeslagen waterstof namelijk weer omgezet worden naar elektriciteit, via een brandstofcel. Dit proces van het omzetten van elektrische energie naar waterstof en vervolgens terug naar elektriciteit via de brandstofcel wordt een round-trip genoemd. Een zeer belangrijk nadeel is wel dat er bij elke omzetting verliezen optreden. Hierdoor ligt de zogenoemde round-trip-efficiëntie op slechts 30-40%. Oftewel: 60%-70% van alle energie gaat verloren.

Auteur

Jon van Diepen (1973) studeerde Business in Energy Systems aan de TopTech/TU Delft met als afstudeeropdracht ‘kostendaling van Offshore Wind’.

Sinds 2015 geeft hij trainingen en schrijft hij artikelen (vooral op Linkedin) en analyses over de (complexiteit van de) energietransitie en de gebouwde omgeving in het bijzonder.