Overgenomen van Wynia’s Week
Bron: Shutterstock
In een grote stikstofrechtszaak heeft de Haagse rechtbank onlangs een vonnis geveld dat het voor de staat moeilijker maakt om opnieuw met de milieubeweging onder één hoedje te spelen. Het gevaar van doorgestoken kaart, zoals dat in de Urgenda-klimaatzaken aan de orde was, is daarmee niet geweken, maar wel verkleind. Een echte oplossing voor de problemen die dit soort algemeen belang-acties oproepen, zal echter van de nieuwe coalitie moeten komen.
Vorig jaar zomer startte Greenpeace een rechtszaak tegen de staat om strenger stikstofbeleid af te dwingen. Na de successen in de klimaatzaken tegen de staat dachten ze zo buiten het parlement om het stikstofbeleid naar hun hand te kunnen zetten. Maar de Stichting Stikstofclaim gooide roet in het eten door zich in deze zaak te mengen. Een eerdere bijdrage aan Wynia’s Week bespreekt deze rechtszaak in meer detail.
Onlangs heeft de rechtbank Den Haag, ondanks verzet van de staat en Greenpeace, Stikstofclaim toegelaten tot de rechtszaak. De bezwaren die tegen de toelating van Stikstofclaim zijn aangevoerd, tonen aan hoezeer de staat en Greenpeace zich dit soort procedures menen te kunnen toeeigenen. Hoewel de rechter korte metten maakte met die bezwaren, betekent dat nog niet dat het Stikstofclaim vrij zal staan alle relevante feiten in te brengen.
De partijdige staat
De beide partijen waren het roerend eens: Stikstofclaim mocht niet worden toegelaten tot de procedure van Greenpeace tegen de staat. De staat maakte bezwaar tegen de toelating van Stikstofclaim omdat de stichting ‘opkomt tegen het stikstofbeleid van de staat en in dat kader procedeert tegen de staat’.
Het is de staat ontgaan dat Greenpeace exact hetzelfde doet in deze rechtszaak. Kennelijk meent de staat dat de toegang tot de rechter beperkt moet blijven tot degenen die strenger milieu- en klimaatbeleid eisen en de deur dicht moet voor organisaties die minder streng beleid wensen. Daarmee geeft de staat blijk van partijdigheid.
Kennelijk hadden de staat en Greenpeace hun verweer tegen de toelating van Stikstofclaim goed gecoördineerd, waardoor de bezwaren naadloos op elkaar aansloten. Greenpeace stelde dat zij slechts vorderingen richt tegen de staat en dat het ‘in beginsel tot de taak van de staat behoort om bij toewijzing van vorderingen voor het voldoen aan die vorderingen te bepalen welke maatregelen daartoe zullen worden genomen’. Greenpeace voegde daaraan toe dat het nadrukkelijk niet heeft gevorderd dat ‘agrarische bedrijven worden aangepast’ of dat ‘investeringen van agrarische bedrijven versneld worden afgeschreven’.
Daarmee toont Greenpeace niet alleen dat het de toepasselijke rechtsregels niet begrijpt, maar vooral ook dat hypocrisie haar niet vreemd is. Op haar website laat Greenpeace er geen onduidelijkheid over bestaan: ‘Veestapel moet krimpen om natuur- en klimaatcrisis aan te pakken.’ De inkrimping van de veestapel is uiteraard niet alleen een beoogd, maar ook een voorzienbaar gevolg van de eventuele toewijzing van het door Greenpeace gevorderde bevel.
De neutrale rechter
De rechtbank Den Haag toonde zich in dit geschil een neutrale arbiter. In een goed beargumenteerd vonnis van elf pagina’s kwam de rechter tot de conclusie dat Stikstofclaim moet worden toegelaten. Met het belang van Stikstofclaim bij deelname en de representativiteit van de organisatie was de rechter snel klaar en de hypocriete argumenten van Greenpeace werden snel van tafel geveegd.
Opvallend is wel dat het nog maar de vraag is of Greenpeace zelf aan de eis van representativiteit voldoet die de rechtbank formuleerde: ‘Bij aanvang moet duidelijk zijn dat een belangenbehartiger kwantitatief gezien voor een voldoende groot deel van de groep opkomt.’ Aangezien Greenpeace claimt voor alle burgers van Nederland op te komen, niet alleen voor de groenen, mag betwijfeld worden of zij voldoende Nederlanders vertegenwoordigt. Dat punt zal ongetwijfeld in het verdere verloop van de procedure aan de orde komen.
Voeging vereist geen instemming
De overwegingen van de rechter waarbij de bezwaren van de staat werden verworpen zijn belangwekkend:
‘Dit betoog moet worden verworpen, omdat voor voeging geen vereiste is dat de voegende partij en de partij aan wiens zijde voeging plaatsvindt op één lijn zitten of geen tegengestelde belangen hebben. De partij die zich voegt aan de zijde van gedaagde kan immers, binnen de grenzen zoals [hieronder] aangegeven, zelfstandig en op zelfstandig aangegeven gronden verweer voeren. Dat verweer kan pas na voeging inhoudelijk worden beoordeeld.’
Inderdaad, er is geen enkele juridische grond voor de stelling dat Stikstofclaim het stikstofbeleid van de staat zou moeten onderschrijven om zich te kunnen voegen in de zaak. Deze zaak draait juist om de wettelijkheid van dat stikstofbeleid en daarover hebben Stikstofclaim en Greenpeace tegengestelde opvattingen. In hoeverre de staat en Stikstofclaim andere gronden zullen inroepen, valt nog te bezien.
Stikstofclaim is nu dus als gevoegde partij toegelaten tot het geding. Dat wil nog niet zeggen dat Stikstofclaim nu volledig vrij is om alle mogelijke gronden aan te voeren om de eisen van Greenpeace te bestrijden. In ieder geval mag Stikstofclaim relevante juridische gronden aanvoeren ter bestrijding van de vordering van Greenpeace. Wat betreft de feiten kan de staat echter roet in het eten gooien. Met verwijzing naar arresten van de Hoge Raad legde de rechtbank de spelregels als volgt uit:
‘Een gevoegde partij aan de zijde van de gedaagde is bevoegd zelfstandig en op zelfstandig aangevoerde gronden verweer te voeren. De rechter kan een vordering in beginsel niet toewijzen of afwijzen op gronden die door een gevoegde partij zijn aangevoerd, maar door de gedaagde zelf niet konden worden ingeroepen. Een gevoegde partij kan niet verhinderen dat de gedaagde bepaalde feiten erkent, met als gevolg dat deze komen vast te staan. Hij moet het geding aanvaarden in de stand waarin het zich ten tijde van de voeging bevindt. De stellingen van een partij die zich heeft gevoegd aan de zijde van gedaagde worden door de rechter betrokken in de beoordeling van de tegen die gedaagde ingestelde vordering, behalve voor zover die stellingen strijdig zijn met de stellingen van gedaagde.’
Dat is een juiste samenvatting van de huidige stand van de rechtspraak. Bedacht dient echter te worden dat de Hoge Raad zich nog niet heeft uitgelaten over een cruciaal aspect van algemeen belang-acties in de context van op wetenschap gebaseerd beleid.
‘Gevaarlijke klimaatverandering’
Om dit aspect goed te begrijpen is het nuttig even terug te keren naar de klimaatzaken tussen Urgenda en de staat. Urgenda vond het Nederlands klimaatbeleid ontoereikend en vorderde een emissiereductie van 25% tegen 2020. In die zaken heeft Urgenda een karikatuur geschetst van de stand van de klimaatwetenschap. Maar omdat de staat niet of nauwelijks weerwoord bood, meende de rechter op grond van de normale regels in private rechtsgedingen te mogen uitgaan van de juistheid van die karikatuur. Dit roept de vraag op of die regels wel geschikt zijn voor de beoordeling van algemeen belang-vorderingen in zaken van op wetenschap gebaseerd beleid (daarover hieronder meer).
In de Urgenda-klimaatzaken had de staat over bijvoorbeeld het begrip ‘gevaarlijke klimaatverandering’ niets te melden en daardoor kon de rechter dat door Urgenda bedachte begrip hanteren alsof het een wetenschappelijk gedefinieerde term is. De staat (lees: het ministerie, althans de ambtenaren die de zaak behandelen) kon zo met slap verweer deze rechtszaak in de gewenste richting sturen; die richting was echter geenszins wat het parlement voor ogen had. Overigens ontvangen zowel Urgenda als Greenpeace rijkelijke subsidies ofwel direct uit de schatkist of via de bekende ‘slush funds’ die de staat daartoe heeft gecreëerd, waardoor de belangen nog verder verstrengeld zijn.
Weliswaar zijn er grenzen gesteld aan hetgeen een gevoegde partij mag stellen, maar ook aan die grenzen zijn grenzen gesteld. Zo bepaalt het wetboek bijvoorbeeld dat de rechter ‘feiten of omstandigheden van algemene bekendheid, alsmede algemene ervaringsregels’ aan zijn beslissing ten grondslag mag leggen, ongeacht of zij zijn gesteld; dergelijke feiten behoeven geen bewijs. Daarnaast mag de rechter bewijs verlangen, ‘zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat’.
Net als klimaatbeleid is ook stikstofbeleid gebaseerd op wetenschap. Waar het gaat om wetenschappelijke feiten die relevant zijn voor het stikstofbeleid zal de rechter in het licht van de bovengenoemde wetten niet kunnen afgaan op hetgeen de staat en Greenpeace samen bekokstoven, want wetenschap staat niet ter vrije bepaling van de partijen, althans is van algemene bekendheid. Ten aanzien van wetenschap zal Stikstofclaim dus wel degelijk feiten kunnen inbrengen waarover de andere partijen het eens zijn.
Licht aan de horizon
Zo gloort aan het begin van dit nieuw jaar toch weer wat licht aan de horizon. Met de opkomst van organisaties als Stikstofclaim en Stichting Milieu en Mens kan de balans in de rechtszaal terugkeren, hoewel de strijd ongelijk blijft, met name door het subsidiebeleid en de twijfelachtige rol die de staat in het proces speelt.
Dit is ook een punt dat de nieuwe coalitie, die zich terecht druk maakt om de rechtsstaat en democratie, zou moeten oppakken. Met de toekenning van subsidies en het voeren van verweer in algemeen belang-acties heeft de staat bewezen partijdig en onbetrouwbaar te zijn.
De regels van het private proces- en bewijsrecht zijn, zoals hierboven besproken, ongeschikt voor algemeen belang-acties. Indien we van de rechtsstaat voornamelijk een rechtersstaat maken, dan behoeven die regels herziening en zal het beginsel van ‘equality of arms’ in ere hersteld dienen te worden.