
Het Nationaal Burgerberaad Klimaat (NBK) blijft definitief bij haar oordeel dat een uitspraak van mij – “we zien orkanen en overstromingen nog niet toenemen” – wetenschappelijk onjuist zou zijn. In een vorig artikel ging ik in detail op deze zaak in en klimaateconoom Richard Tol gaf in een artikel op zijn Substack-pagina aan dat ik gelijk had en het NBK ongelijk. Dat was blijkbaar niet afdoende voor de organisatie van het NBK. Ze zijn op zoek gegaan naar een of meerdere wetenschappers die hen gelijk wilden geven en hebben die nu gevonden. Kerry Emanuel, orkaanwetenschapper, geeft in een korte e-mail aan dat hun factcheck correct zou zijn. Het NBK heeft nu de factcheck online aangepast. Op hun factcheck-pagina schrijven ze bovendien het volgende (vet door mij aangebracht):
Er zijn een aantal uitspraken gedaan die weliswaar feitelijk juist zijn, maar wel enige toelichting of context nodig hebben. Ook bleken er enkele uitspraken te zijn die tegen de wetenschappelijke consensus ingaan.
Deze opmerking kan alleen maar op mijn uitspraken slaan, want bij de vijf andere gecheckte uitspraken staat meestal “het klopt, maar dit behoeft enige nuancering”. Bij mijn uitspraak over orkanen en overstromingen staat: “Vanuit wetenschappelijk perspectief klopt dit niet.” Ik schreef eerder al dat deze opmerking ronduit bizar is. Mijn uitspraak over orkanen en overstromingen is direct te onderbouwen met passages uit het laatste IPCC-rapport. Het IPCC wordt doorgaans gezien als de consensus onder klimaatwetenschappers. Hoe kan mijn uitspraak dan tegen de consensus ingaan?
Hier de passages uit het IPCC-rapport:
Over orkanen:
There is low confidence in most reported long-term (multi-decadal to centennial) trends in TC frequency- or intensity-based metrics […]. [IPCC, AR6 WG1 report, page 1585]Over overstromingen
In summary there is low confidence in the human influence on the changes in high river flows on the global scale. In general, there is low confidence in attributing changes in the probability or magnitude of flood events to human influence because of a limited number of studies, differences in the results of these studies and large modelling uncertainties. [IPCC, AR6 WG1 report, page 1569]
Normaal gesproken zouden deze twee citaten afdoende moeten zijn om in een factcheck te concluderen dat mijn opmerking correct is. Maar blijkbaar wilde het NBK mij perse buiten “de consensus” (hoe die dan ook moge luiden) plaatsen en dus is men verder gaan zoeken naar wetenschappers die hen daarin wilden steunen. Merk op dat in de definitieve versie met geen woord gerept wordt over de inbreng van Richard Tol. Hij heeft e-mails aan de organisatie gestuurd met het dwingende verzoek om de factcheck te rectificeren en excuses aan mij aan te bieden. Hij kreeg – net als ik – vaak niet eens antwoord op zijn e-mails. Nu de definitieve factcheck online staat is Tol net zo boos als ik. Hij heeft zich inmiddels volledig gedistantieerd van het NBK en op zijn verzoek heeft de organisatie het korte interview met hem verwijderd van de website.
Het is ook ongekend. Je doet een factcheck maar accepteert uitsluitend die informatie die in je straatje past. Zoals een Amerikaanse collega aan mij schreef: “The experts we picked agreed with us, so we must be right and all criticisms wrong.”
Wat heeft Kerry Emanuel, een bekende orkaanwetenschapper van MIT, toegevoegd aan de factcheck. Laten we ons beperken tot wat hij zegt over orkanen omdat dat ook zijn vakgebied is. Hij schrijft (mijn vet):
The fact check statement is correct. While theory, models, and observations are all equivocal about the frequency of hurricanes, observations show that the proportion of major hurricanes has been increasing since at least 1980, as theory dating back to 1987 predicted. The factcheck cites the IPCC AR6 report, but a more original source is referenced below (10). Since almost all the damage is done by major hurricanes, this conclusion is highly significant.
Met deze drie korte zinnetjes voelde het NBK zich voldoende gesterkt dat ik ernaast zou zitten en dat zij gelijk hebben. Merk op dat Emanuel meer waarde lijkt te hechten aan één bepaalde paper dan aan het IPCC-rapport. Het gaat om de paper met de titel “Global increase in major tropical cyclone exceedance probability over the past four decades“. De paper werd in 2020 gepubliceerd in de bekende Journal PNAS en de eerste auteur was James Kossin, die destijds bij NOAA werkte, zeg maar het Amerikaanse KNMI. Kossin was ook IPCC lead author van hoofdstuk 11 van het IPCC-rapport, het hoofdstuk waaruit mijn hierboven getoonde IPCC-citaten kwamen.
Met de verwijzing naar de paper Kossin et al zijn we in feite terug bij af. Want in de concept-factcheck van het NBK werd er indirect ook al naar verwezen. Daarin stond namelijk (mijn vet):
Er is geen toename in de totaal aantal orkanen, deze wordt ook niet voorspeld, er is wel een toename van de fractie zware orkanen, zoals voorspeld. Dit gebeurt met name in de Nord-Atlantic.
Dit is hetzelfde als wat Emanuel bedoelt als hij het heeft over “the proportion of major hurricanes has been increasing since at least 1980”. Fractie, proportion? Wat is hier precies aan de hand, waar gaat deze hele discussie over? Zowel Emanuel als de factcheckers van het NBK erkennen dat er geen discussie is over het aantal orkanen (de frequentie). Er zijn geen aanwijzingen dat het aantal orkanen is toegenomen en wetenschappers verwachten ook niet dat dat zal gebeuren. Merk op: alleen daarmee al kan je dus concluderen dat mijn opmerking correct was. Als ik zeg “orkanen en overstromingen zien we nog niet toenemen” dan betekent dat voor de meeste mensen “het aantal orkanen”.
Ik ben in het verleden wel gefactcheckt door kranten, bijvoorbeeld mijn opmerking dat de 49% CO2-reductie van Rutte III slechts 0,0003 graden minder opwarming in 2100 zou opleveren. Wat de journalist van NRC (Paul Luttikhuis) toen terecht deed is mij eerst eens vragen waarop ik mijn uitspraak baseerde. Ik verwees hem naar de passage van de landsadvocaat in het hoger beroep in de Urgenda-zaak waarop mijn getal indirect gebaseerd was. Dat had het NBK hier ook kunnen doen. Ik had hen dan gewezen op bovenstaand IPCC-citaat dat stelt dat er low confidence is onder de betrokken IPCC-wetenschappers dat er sprake is van klimaattrends bij orkanen, zowel wat betreft frequentie als intensiteit.
Bij dat laatste woord – intensiteit – wringt de schoen. Zoals Emanuel schrijft verwachten onderzoekers op basis van theorie en modellen wel degelijk dat orkanen zwaarder worden. Het idee daarachter is simpel: de oceanen warmen op en dat zou meer brandstof genereren voor orkanen. Dus speuren onderzoekers naarstig naar aanwijzingen in de metingen dat orkanen zwaarder zijn geworden. Zoals mijn IPCC-citaat laat zien zijn ze daar echter nog niet zo succesvol in geweest. De metingen geven geen enkele indicatie dat orkanen ‘zwaarder’ worden. In mijn eerdere artikel toonde ik cijfers van de zogenoemde Accumulated Cyclone Energy (ACE). Dat is een maat voor de duur en de intensiteit van orkanen. Ryan Maue werkt deze grafiek in het Amerikaanse orkaanseizoen (1 juni tot 30 november) regelmatig bij.

Boven: ACE mondiaal; onder: ACE noordelijk halfrond
In absolute zin valt er geen trend te bespeuren, niet in aantallen orkanen en ook niet in de intensiteit. Maar daar heeft Kossin wat op gevonden. Hij kijkt niet zozeer naar het aantal zware orkanen of naar de maximale windsnelheid van die orkanen (of de ACE), maar naar de fractie zware orkanen. Wat is dat dan? Welnu, orkaanonderzoekers hanteren bij orkanen 5 categorieën. Categorie 1, beginnend bij maximale windsnelheden van 120 km/uur (65 knopen) is de lichtste categorie. Vanaf Categorie 3 (boven de 180 km/uur ofwel 100 knopen) heet een orkaan zwaar. Kossin keek naar de verhouding tussen zware orkanen (categorie 3-5) en lichte orkanen (categorie 1 en 2). Dat deed hij aan de hand van satellietmetingen (Hurdat) en daarbij vergeleek hij twee periodes met elkaar: 1979 + 1981-1997 met 1998-2017.
Een laatste opmerking die van belang is, Kossin vergeleek niet zozeer individuele orkanen met elkaar, hij telde in de Hurdat-database, hoe vaak er gedurende 6 uur een windsnelheid werd gemeten boven de 65 knopen (grens voor categorie 1) en plaatste zo’n meting dan in een van 21 hokjes (65-70, 70-75, 75-80 knopen etc.). De paper concludeerde dat in de vroege periode 27% van alle metingen tot de categorie zwaar behoorde terwijl dat in de latere periode was opgeschoven naar 31%. Dit verschil kun je spectaculairder maken door te spreken van een relatieve toename van 15%.
De kranten in de VS waren erg onder de indruk van deze resultaten. Zo kopte The New York Times: Climate Change Is Making Hurricanes Stronger, Researchers Find.

Deze kop is twee keer misleidend. Als er gezegd wordt “climate change is making” dan wordt daarmee bedoeld dat onze uitstoot van broeikasgassen ervoor verantwoordelijk is. In jargon spreken onderzoekers dan van een attributie-studie. Kossin stelt in zijn paper echter expliciet dat hij geen attributie-studie heeft uitgevoerd. Dus als hij al trends heeft gevonden, dan zegt dat nog niks over de rol van klimaatverandering. Ten tweede, zoals gezegd, keek Kossin niet naar individuele orkanen maar naar 6-uursmetingen van orkanen. Hij gooide deze metingen op één grote hoop. Zijn studie onderzocht dus niet of individuele orkanen krachtiger worden. Hij concludeerde slechts dat in de latere periode een iets hoger percentage van de metingen in de categorie 3 tot 5 vielen.
Greg Kent
De paper van Kossin werd gepubliceerd in mei 2020, precies in de eerste periode van Covid-lockdowns. Een Amerikaanse burger, Greg Kent, had in die periode vanwege alle beperkingen, weinig werk om handen en zag de paper voorbij komen. Hij was vooral erg geïnteresseerd in de data en toen ik hem dit weekend sprak via een videoverbinding vertelde hij dat hij eerst zelf de data ging bestuderen voordat hij überhaupt de paper begon te lezen. Al snel ontdekte hij dat Kossin en zijn collega’s fouten hadden gemaakt bij het verwerken van de data. Hij meldde dit enkele weken later bij Kossin en uiteindelijk leidde dit tot een correctie bij PNAS. Dit is op zich al opmerkelijk en zegt uiteraard veel over het peer review-proces. Reviewers checken meestal op geen enkele manier de data en lezen uitsluitend een paper. In dit geval kon een burger vrij gemakkelijk achterhalen dat er aanzienlijke fouten in de tabellen zaten. Uiteindelijk zou Greg Kent eind 2020 een zeer lang artikel publiceren over deze paper op de blog van Matt Briggs. Dat artikel is zeer de moeite waard voor de fijnproevers, maar ik zal hier de belangrijkste zaken eruit lichten. Om te beginnen de oorspronkelijke tabel van Kossin en de gecorrigeerde:

Zie hoe groot de correcties waren. In de oorspronkelijke studie was er een verschuiving in de fractie zware orkanen van 27 naar 31% (relatieve toename van 15%), na de correctie bleek het te gaan om een verschuiving van 33,99% naar 37,25% (relatieve toename van 10%). In de oorspronkelijke studie rondde Kossin af op hele getallen en nu gebruikt hij plots twee decimalen achter de komma. Bij de betrouwbaarheidsintervallen kun je zien waarom. Bij afronding op hele getallen beginnen de betrouwbaarheidsintervallen elkaar te overlappen en vervalt zijn claim dat de verschuiving statistisch significant is. Vrij dubieus, dat noemen we tijdens het spel de spelregels veranderen. Volgens de berekening van Kent zouden de betrouwbaarheidsintervallen elkaar wel degelijk overlappen, ook wanneer je twee cijfers achter de komma gebruikt (zie onderste rij in de tabel).
Volgens een twitterdraadje van Roger Pielke Jr, eveneens een expert op het gebied van orkanen, zijn de foutenmarges in de data die Kossin gebruikt sowieso al veel groter dan de verschillen die hij probeert aan te tonen.
Kijk ook eens goed naar de getallen, zie daarvoor de onderste rij want ook in zijn correctie had Kossin foutief nog de oude getallen laten staan in de late periode, een klein foutje want zijn percentages kloppen wel. Wat valt hier op. Het aantal metingen dat in categorie 1 en 2 valt is flink gedaald van 9420 naar 8703! Bij metingen in de zware categorieën is er een lichte toename van 3202 naar 3242. En dus heb je proportioneel inderdaad een verschuiving naar zwaardere orkanen. Maar let op, de eerste periode bestrijkt 18 jaar en de tweede periode 20 jaar. Dus om de periodes goed met elkaar te vergelijken zou je eigenlijk naar jaarlijks gemiddelde waarden moeten kijken. En dat is precies wat Greg Kent voor ons gedaan heeft.

Nu zien we plots beter wat het werkelijke verschil is tussen de vroege en de late periode. Het aantal observaties is in alle categorieën afgenomen! Maar de afname is het sterkst in categorie 1, 2 en … 5! Dat laatste is natuurlijk helemaal opvallend omdat de paper claimt dat er een verschuiving is naar zware orkanen. Kent vermeldt in bovenstaande tabel ook de gevolgen die de veranderingen konden hebben op de wereldwijde schade. Een studie van Roger Pielke Jr uit 2008 wees uit dat categorie 3 en 4 orkanen wereldwijd verreweg de meeste schade veroorzaken. Categorie 5 is uiteraard het meest destructief maar komt relatief weinig voor. De data van Kossin suggereren dat de schade door alle categorieën moet zijn afgenomen in de latere periode ten opzichte van de eerdere periode.
Zet dit eens af tegen een citaat dat in de Washington Post verscheen daags na het verschijnen van de publicatie: “The strongest, most dangerous hurricanes are now far more likely because of climate change…With powerful hurricanes on the increase, one can expect damage costs, in dollar terms and in potential loss of life, to skyrocket.” Zoals Kent terecht schreef: “Not only was that conclusion wrong, it was completely wrong. The truth is that major hurricane winds have decreased since 1979 about 9%, resulting in lower destructive potential: about 10% lower than if hurricanes winds had behaved as they did in the early period.”
En zo zie je hoe je mede-wetenschappers en journalisten op het verkeerde been kunt zetten door een nieuwe maatstaf te introduceren: de fractie zware orkanen. De fractie zware orkanen kan toenemen terwijl het aantal zware orkanen afneemt. Overigens was dit al op te maken uit de figuur 1 van Kossin et al zelf.

Hier zie je de overschrijdingskans voor alle windsnelheden boven 65 knopen (daar begint categorie 1). In rood de late periode en in blauw de vroege. Te zien is dat juist voor de lagere snelheden er een duidelijke verhoging van de overschrijdingskans is, maar vanaf 115 knopen (de start voor categorie 4 orkanen) zijn rood en blauw vrijwel gelijk en daarna zakt rood zelfs onder blauw.
Omdat het lastig te begrijpen blijft wat een verschuiving in de fractie nu precies inhoudt, maakt Kent nog een inzichtelijke vergelijking met pizza’s.

De grote pizza bestaat uit acht stukken, dus elk stuk is goed voor 12,5%. Bij de kleine pizza krijg je wel 25% als je een stuk krijgt. Toch is de 12,5% van de grote pizza groter dan de 25% van de kleine pizza. Precies dit is gebeurd tussen de vroege en de late periode. De ‘pizza’ is kleiner geworden. Het procentuele aandeel voor categorie 3-5 is weliswaar iets groter geworden, maar het absolute aandeel categorie 3-5 is kleiner geworden. En dat laatste is wat telt voor de wereld uiteraard. Hoe vaak komen windsnelheden van boven de 115 knopen voor? En dat aantal nam juist af, precies het tegenovergestelde van wat iedereen die de Amerikaanse kranten over deze paper las zou geloven.
Atlantische oceaan domineert
Zoals de titel van de paper suggereert claimt de Kossin-paper een “global increase in major tropical cyclone exceedance probability”, een mondiaal optredende trend dus. Maar Kent wijst er in zijn artikel op dat, zeker na de correcties die Kossin moest aanbrengen, de trend verre van mondiaal is. De Atlantische Oceaan, goed voor 12% van de mondiale categorie 3+ orkanen, domineert de ‘mondiale’ procentuele verschuiving naar zwaardere orkanen. Slechts twee van de zes oceaanbassins, de Noord-Atlantische Oceaan en de Zuidelijke Indische Oceaan, laten significante trends zien, de overige vier niet. De Westelijke Stille Oceaan, gemiddeld gezien goed voor 42% van de categorie 3+ orkanen, liet in de studieperiode zelfs een daling zien in de verhouding zware orkanen. De sterke verschuiving in de Noord-Atlantische Oceaan in de studie hangt waarschijnlijk samen met een verschuiving in de Atlantic Multidecadal Oscillation van de koude naar de warme fase. In de jaren ’70 en ’80 was de orkaanactiviteit historisch laag in de Atlantische Oceaan, de periode daarna (denk aan Katrina in 2005) was de activiteit juist hoog. Als je naar langere tijdschalen kijkt, verdwijnt deze trend.

Accumulated Cyclone Energy (ACE) van orkanen in de Noord-Atlantische Oceaan sinds 1900. Bron: CSU
Dit houdt tevens in dat de sterke stijging die Kossin vond in de Noord-Atlantische Oceaan waarschijnlijk van tijdelijke aard is en daarmee is ook zijn mondiaal gevonden verschuiving waarschijnlijk van tijdelijke aard.
Blunder in het IPCC-rapport
Zoals gezegd was Kossin lead author van hoofdstuk 11 in het zesde IPCC WG1-rapport. Hij droeg tevens bij aan de Summary for Policy Makers van dat WG1-rapport. En daar ging het mis. De Kossin-paper werd daar ten onrechte gebruikt om het volgende te claimen:
“It is likely that the global proportion of major (Category 3–5) tropical cyclone occurrence has increased over the last four decades . . .”
De lezer herkent nu de term “global proportion” die rechtstreeks verwijst naar de Kossin-paper. Maar zoals uitgelegd keek de Kossin-studie niet naar het voorkomen (occurrence) van orkanen, maar bestudeerde het 6-uursmetingen van orkanen. In de wetenschapperlijke gemeenschap heten deze 6-uursmetingen fixes. Het IPCC veranderde dat in eerste instantie in het woord instances, maar in de eindversie van het rapport werd instances plots vervangen door occurrence, wat de betekenis van de claim totaal verandert. Roger Pielke beschreef de fouten die het IPCC in verschillende delen van het rapport maakte in groot detail in tenminste drie artikelen op zijn Substack-pagina (hier, hier en hier). Maar dat bewaren we voor een volgend artikel.
In hun eerste concept-factcheck schreef het Nationaal Burgerberaad Klimaat in reactie op mijn opmerking over orkanen het volgende:
Als je vanuit de wetenschap [k]ijkt, dan klopt dit niet helemaal. Orkanen: Er is geen toename in de totaal aantal orkanen, deze wordt ook niet voorspeld, er is wel een toename van de fractie zware orkanen, zoals voorspeld.
Dit is uiteraard direct gebaseerd op de Kossin-paper. Ik wees hen op de artikelen van Pielke Jr en legde uit dat het IPCC deze paper verkeerd geïnterpreteerd had. In de volgende versie van de factcheck was de verwijzing naar de fractie zware orkanen vervolgens weg om nu, na de e-mail van Kerry Emanuel weer opnieuw op te duiken: “observations show that the proportion of major hurricanes has been increasing since at least 1980”.
In dit artikel heb ik uitgelegd hoe misleidend de claim is dat er een toename zou zijn in de fractie zware orkanen. De studie waarop die claim gebaseerd is, laat tegelijkertijd zien dat orkaansnelheden van categorie 3, 4 en 5 juist minder vaak gemeten werden (de pizza werd kleiner) in de latere periode van de studie. Het is goed denkbaar dat Emanuel zich niet bewust is van de problemen die er aan de studie kleven. De Amerikaanse media interpreteerden de studie verkeerd. Het IPCC misrepresenteerde bovendien de studie op verschillende plekken in het AR6-rapport.
Maar zelfs als de claim uit de Kossin-paper waar zou zijn, dat er inderdaad een fractionele verschuiving optreedt van lichtere naar zwaardere orkanen (niet onmogelijk uiteraard), dan nog is het incorrect om te stellen dat daarmee mijn opmerking “orkanen en overstromingen zien we nog niet toenemen” niet zou kloppen. Beide opmerkingen kunnen prima naast elkaar bestaan zoals we in dit lange artikel hebben gezien. De fracties verschuiven, maar het totale aantal observaties van categorie 3-5 orkanen daalt zelfs.
Nadat ik op 23 april een e-mail ontving van het Nationaal Burgerberaad Klimaat met de toevoeging van Emanuel schreef ik hen dan ook het volgende:
Dus wat ik constateer is het volgende:De enige onderbouwing die Emanuel geeft is een paper die door het IPCC verkeerd werd weergegeven, wat door Pielke omschreven wordt als een “blunder” van het IPCC. De paper moest ook nog eens een flinke correctie doorvoeren, die niet door Emanuel genoemd wordt, en die de resultaten in 4 van de 6 bassins niet significant maakt.Ik herhaal mijn eerder gedane verzoek: trek deze factcheck in. Dan laten we het verder rusten.Als jullie doorzetten, dwingen jullie mij om ook vervolgstappen te nemen.
Op deze e-mail ontving ik verder geen inhoudelijke reactie meer en de dag erna verscheen de aangepaste factcheck online.
Mijn eerste reactie op deze gang van zaken is dit (wederom lange) artikel. Ik wil daarnaast Richard Tol bedanken voor zijn steun in deze kwestie. Net als ik neemt hij deze zaak hoog op en het is mooi om te zien dat er nog wetenschappers opkomen voor goede, eerlijke wetenschap. Wat de volgende stappen zullen zijn laat ik zo spoedig mogelijk weten. Ik zal in ieder geval een aantal Kamerleden gaan benaderen om te kijken of er politieke aandacht kan komen voor deze onverkwikkelijke zaak.
Nationaal Burgerverraad Klimaat
Dat is de titel die ik dit artikel heb gegeven. Ik doe dat niet lichtzinnig. Maar het is hier op zijn plaats. Het NBK pleegde verraad tegen mij door na de bijeenkomst op 8 maart opeens deze factcheck uit de hoge hoed te toveren (geen gepland onderdeel van het Burgerberaad) en vervolgens de inhoudelijke kritiek op hun factcheck grotendeels te negeren. Ze pleegden verraad tegen Richard Tol door zijn inhoudelijke kritiek volledig te negeren en niet mee te nemen in de aangepaste factcheck, waarmee tenminste duidelijk zou worden dat hun factcheck omstreden is. En ze plegen uiteindelijk ook verraad tegen de 175 burgers in het Burgerberaad die met deze factcheck juist op het verkeerde been gezet worden door de organisatie.