Het jongste IPCC-rapport AR6  verscheen afgelopen augustus.  Op basis van de nieuwe generatie klimaatmodellen CMIP6 (Coupled Model Intercomparison Project) zijn voor de diverse toekomstscenario’s (SSP, Shared Socioeconomic Pathways) die het IPCC hanteert voorspellingen gedaan. Dit zijn de de SSP’s die het IPCC in AR6 hanteert:

Fig.1    Bron: Wikipedia

Het IPCC geeft aan dat de laatste twee scenario’s onwaarschijnlijk tot zeer onwaarschijnlijk zijn. Bedenk dat de aangegeven temperatuurstijgingen in het schema de uitkomsten zijn van de door het IPCC gehanteerde modellen! Het AR6 rapport levert op basis van een nieuwe generatie klimaatmodellen, CMIP6 genaamd, vergezichten (projections) voor een aantal klimaatissues:

Fig.2   Bron: IPCC AR6 SMP-29

De grafiek van figuur 2 toont de toekomstverwachting van de gemiddelde temperatuur aan het aardoppervlak voor de diverse SSP’s op basis van die nieuwe klimaatmodellen.

Fig.3    Bron: IPCC AR6

Figuur 3 toont de snelheid waarmee volgens de IPCC klimaatmodellen het minimale Arctische drijfijs zal verdwijnen. De grafiek toont enkele opmerkelijke dingen. Zo is er een lijn ingevoegd op 0,5 miljoen km2 sea ice extent waarbij staat “practically ice-free”. Want zelfs onder het (highly unlikely) SSP5-8.5 doemscenario zal de Noordpool in 2100 niet geheel ijsvrij zijn.

Ook interessant is wat er gebeurt in de periode 2015-2021. In de IPPC-grafiek loopt de gemeten reeks sea ice extent maar tot 2015. Vanaf 2015 zien we de geprojecteerde oppervlaktes drijfijs. Blijkbaar heeft men al enkele jaren geleden de grafiek gemaakt. Met een zwarte rechthoek heb ik die periode in de grafiek weergegeven. Voor alle 5 scenario’s wordt voorspeld dat het zomerijs flink afneemt.

Maar voor 2015-2021 zijn de gemeten data al bekend, in het vorige bericht van 30 september j.l. heb ik de Arctic sea ice extent van september 2021 in historisch perspectief geplaatst. Het gemeten verloop heb ik rechtsboven in de grafiek van figuur 3 geplaatst. Vergelijk die gemeten data eens met de geprojecteerde data op basis van de IPCC modellen voor de periode 2015-2021 in figuur 3.

Fig.4    Bron: IPCC AR

Figuur 4 uit AR6 toont voor de diverse scenario’s de verwachtingen van de gemiddelde zeespiegelstijging op aarde. Het als ‘highly unlikely’ bestempelde SSP5-8.5 scenario kun je meteen vergeten, dus ik vraag me af waarom er dan ook nog een ‘Low-likelihood, high-impact storyline, including ice sheet instability processes, under SSP5-8.5’ streepjeslijn ingetekend moest worden? Het AR6 rapport verduidelijkt: “Only likely ranges are assessed for sea level changes due to difficulties in estimating the distribution of deeply uncertain processes. The dashed curve indicates the potential impact of these deeply uncertain processes. It shows the 83rd percentile of SSP5-8.5 projections that include low-likelihood, high-impact ice sheet processes that cannot be ruled out; because of low confidence in projections of these processes, this curve does not constitute part of a likely range.”

Ik heb in het verleden al eens vaker geschreven over de zeespiegelstijging en de wijze waarop die gemeten wordt. Al vanaf het midden van de 19e eeuw wordt er gemeten met behulp van meetboeien (observations), en vanaf 1993 ook met behulp van satellieten (altimetri). Het merkwaardige is dat die satellietmetingen een trend weergeven die aanmerkelijk hoger ligt dan die van de boeimetingen. Voor een uitgebreid overzicht van de zeespiegelmetingen zie hier.

Wat vaak gebeurt -ook in peer reviewed publicaties- is dat men de steilere satellietreeks vastplakt aan de lange meetreeks van boeimetingen, en de boeimeting-tijdreeks afkapt in 1992, terwijl die metingen uiteraard gewoon doorgaan. Bij zeespiegelgrafieken gaat mijn oog dan ook automatisch naar het jaar 1993, zo ook bij deze nieuwe IPCC grafiek. Ik meen in de grafiek van figuur 4 wat raars te zien en heb daarom de belichting van figuur 4 wat aangepast:

Fig.5    Bron: IPCC AR6

Duidelijk te zien is nu dat de zwarte lijn tussen 1950 en 1993 omgeven is door een lichtgrijs bandje. In de tekst wordt niet aangegeven wat de betekenis is van dat lichtgrijze bandje. Maar dat lichtgrijze bandje stopt netjes in 1993 en behoort dus blijkbaar bij de meetboeidata en niet bij de satellietdata. Vanaf 1993 krijgt de zwarte lijn ook een wat hogere trend. Dit wijst er op dat men ook hier de boeidata in 1993 ‘afgeknipt’ heeft en de satellietdata eraan vastgeplakt heeft. De tekst geeft dat zelfs ook aan: “The historical changes are observed (from tide gauges before 1992 and altimeters afterwards)…..” (pagina SMP 30). Verrassend is ook dat door de aangepaste belichting een witte streepjeslijn zichtbaar wordt die vanaf 2020 nog steiler omhoog loopt dan de rode ‘‘Low-likelihood, high-impact storyline’ streepjeslijn. Wat die witte streepjeslijn voorstelt is nergens in de tekst te vinden.

De zeespiegelprojecties van het IPCC vanaf 2020 zijn voor een aantal meetpunten op aarde beschikbaar via de Sea Level Projection Tool  die door NASA beschikbaar is gesteld.

Fig.6    Bron: NASA

Voor Nederland zijn alléén voor het meetpunt Maassluis  toekomstverwachtingen (projections) beschikbaar van 2020 tot 2150:

Fig. 7    Bron: NASA

Voor Maassluis is volgens de modellen van het IPCC  voor het ‘middel of the road’ scenario SSP2-4.5 een zeespiegelstijging van 2020 tot 2100 voorzien van 0,6m – 0,07m (in 2020) = 0,53m.  Prof. Dr. Ole Humlum, Deense emeritus hoogleraar fysische geografie aan de Universiteit van Oslo en adjunct-hoogleraar fysische geografie aan het Universitair Centrum in Spitsbergen,  gebruikt de laatste weken de Sea Level Projection Tool  om de zeespiegelprojecties van Scandinavische meetstations te laten zien. Op dezelfde wijze wil ik dat voor Maassluis doen.

Ik gebruik daarvoor behalve de Sea Level Projection Tool  voor de periode vanaf 2020 ook de meetgegevens van het station Maassluis, waar al sinds 1848 de zeespiegel gemeten wordt. De data van die metingen zijn afkomstig van Rijkswaterstaat en worden ook bewaard bij het PSMSL, samen met de meetreeksen van meer dan 1200 andere meetstations op aarde.

Fig.8    Bron: PSMSL

In de grafiek van de maandelijkse meetdata heb ik de lineaire trendlijn en een Loess smoothing met α=0,33 weergegeven. De Loess smoothing loopt vrijwel gelijk aan de lineaire trendlijn en laat zien dat de trend tussen 1848 en 2020 nagenoeg recht is, er is geen versnelling te zien.

Fig.9    Bron: PSMSL en NASA

De grafiek van figuur 9 toont de combinatie van de gemeten zeespiegelstijging in Maassluis van 1848-2020 uit figuur 8 en de geprojecteerde zeespiegelstijging (figuur 7) volgens scenario SSP2-4.5 van het IPCC . De gemeten trend over de periode 1848-2020 is 16,9 cm/eeuw. Deze trend doortrekken naar 2100 geeft een zeespiegelstijging tussen 2020-2100 van 13,5 cm. De modellen van het IPCC voorspellen op basis van scenario SSP2-4.5 een stijging tussen 2020 en 2100 van 53 cmDat betekent dat de trend van de zeespiegelstijging in Maassluis volgens scenario SSP2-4.5  van het IPCC de komende 80 jaren 4x zo groot zal zijn als die tussen 1848 en 2020.  En dat op basis van een ‘gematigd’ scenario. Gebruik je de projectie op basis van het SSP5-8.5 scenario dan stijgt volgens het IPCC de zeespiegel bij Maassluis tussen 2020-2100 maar liefst 5,5x sneller dan in de afgelopen 173 jaar.

Ik ben van mening dat de IPCC-projectie voor de zeespiegelstijging nabij Maassluis volstrekt ongeloofwaardig is. In Maassluis is er de afgelopen 173 jaar geen enkele versnelling zichtbaar in de zeespiegelstijging. Dat de zeespiegel van 2020 tot 2100 op basis van een ‘gematigd scenario’ volgens het IPCC 4x sneller zal stijgen als tot nu toe gemeten zegt voldoende.

Er is mijns inziens maar één conclusie mogelijk: de CMIP6 klimaatmodellen die het IPCC gebruikt deugen niet. En als die modellen niet deugen dan deugen de uitkomsten ook niet. Niet alleen voor projecties van de zeespiegel maar ook voor de temperatuur aan het aardoppervlak (vaker aangetoond) en het Arctisch drijfijs of elk ander issue waarvoor men die modellen gebruikt.

Die nieuwste generatie klimaatmodellen ligt overigens al sinds het begin onder vuur in wetenschappelijke kringen. Naast een hogere klimaatgevoeligheid van een aantal modellen valt ook een grotere spreiding op tussen de nieuwe modellen. Een hogere klimaatgevoeligheid betekent dat de modellen de gevolgen van CO2-stijging overdrijven. Een grotere spreiding betekent dat de modellenmakers steeds minder in staat zijn geloofwaardige modellen te maken: de verschillen tussen de modellen worden groter in plaats van kleiner.