Overheden legitimeren achterhaalde klimaatscenario’s terwijl wetenschappers hun mond houden.
Door Roger Pielke jr. Met toestemming vertaald en overgenomen van https://rogerpielkejr.substack.com/
In 2010 bracht de North Carolina Coastal Resource Commission een rapport uit met de aanbeveling dat de staat North Carolina bij zijn officiële planning uitgaat van een zeespiegelstijging tot 2100, die ligt tussen de 0,4 en 1,4 meter. Sommigen dachten dat de onderliggende scenario’s te extreem waren en tekenden beroep aan bij de wetgevende macht van North Carolina.
Als reactie kwam de Senaat van de staat met een wet met voorschriften voor de methodologie en het tijdspad van de klimaatscenario’s die worden ontwikkeld voor de wetten en het beleid van de staat. De respons hierop van wetenschappers en andere mensen van buiten, was er begrijpelijkerwijs een van ontzetting.
De komiek Stephen Colbert grapte:
Als de wetenschap met een resultaat komt dat je niet bevalt, dan voer je gewoon een wet in die dat resultaat illegaal verklaart. Probleem opgelost.
Als gevolg van de brede kritiek, was de wet al afgezwakt toen deze bij het Huis van Afgevaardigden van North Carolina terechtkwam, maar de uiteindelijke wetgeving bevatte nog steeds richtlijnen voor hoe de scenario’s voor zeespiegelstijging moesten worden ontwikkeld.
Ik werd aan dit verhaal herinnerd toen ik hoorde dat de Nederlandse overheid wederom onze oude kameraad RCP8.5 heeft geafficheerd als een ‘plausibel’ scenario voor planning en beleid. Deze Klimaatscenario’s van het KNMI werden eerder ontwikkeld in 2006 en 2014, wat betekent dat deze nieuwe 2023-scenario’s tot in het begin van de jaren ‘30 de basis zullen zijn voor het Nederlandse beleid.
De keuze voor de nadruk op SSP5-8.5 is onbegrijpelijk want Nederland heeft een aantal van de leidende klimaatwetenschappers en scenario-experts in de wereld, die beter zouden moeten weten.
Laten we eens een kijkje nemen in de details.
KNMI noemt plausibiliteit als het eerste van vele criteria bij zijn selectie van scenario’s voor beleidsvorming:
De KNMI’23 scenario’s zijn ontworpen om een wetenschappelijke set van plausibele, (intern) consistente en relevante toekomstige klimaatcondities te bieden, die moeten worden gebruikt als referentiekader voor een groot aantal beoordelingen van maatschappelijke gevolgen van diverse omvang en oorsprong.
Het KNMI verantwoordt zijn nadruk op twee scenario’s, SSP5-8.5 en SSP1-2.6, als volgt:
Als bovengrens en ondergrens van de voorspelde mondiale klimaatverandering (en de daarmee samenhangende mondiale temperatuursverandering als aanjager van regionale klimaatverandering), kiezen we een scenario voor duurzame ontwikkeling (SSP1-2.6) en een scenario voor ontwikkeling met een hoge intensiteit aan fossiele brandstoffen (SSP5-8.5).¹
De lezers hier zullen goed begrijpen dat SSP5-8.5, de update van RCP8.5, geen plausibel scenario is, en dit idee wordt ondersteund door een brede en groeiende consensus binnen de wetenschappelijke gemeenschap.
Het KNMI maakt het nog erger door het verschil tussen de 8.5- en 2.6-scenario’s te karakteriseren als voorbeeld voor de voordelen van klimaatmitigatie, waarbij 8.5 dus een referentie-scenario is en 2.6 een beleidsscenario:
We kiezen in KNMI’23 voor een grote bandbreedte tussen het hoge en het lage emissiescenario om de consequenties te benadrukken van de internationale keuzes voor mitigatiebeleid, en om een kader te hebben voor nationale risico-beoordelingen.
Het U.N. Framework Convention on Climate Change, het Intergovernmental Panel on Climate Change, een breed scala aan peer-reviewed onderzoek en de global scenario gemeenschap zijn het er allemaal over eens dat de wereld bij het huidige beleid onder het SSP2-4.5 scenario zit.
Het KNMI probeert zijn nadruk op SSP5-8.5 verder te verantwoorden maar maakt daarbij meerdere verkeerde claims en citeert verkeerd:
SSP5-8.5 is het hoogste emissie-scenario en functioneert als benchmark voor ‘geen klimaatmitigatie’, hoewel veel landen al mitigatiemaatregelen hebben ingevoerd. SSP5-8.5 moet daarom worden beschouwd als een bovengrens voor broeikasgasemissies. Het kan nuttig zijn voor een risico-analyse in de context van klimaat-adaptatie, in de zin van het voorzorgsbeginsel. In de wetenschappelijke literatuur wordt over de plausibiliteit van SSP5-8.5 gedebatteerd (Hausfather en Peters, 2020). Sommige onderzoekers stellen dat SSP5-8.5 waarschijnlijker zou kunnen zijn dan oorspronkelijk werd gesteld. Dit omdat enkele belangrijke feedback-effecten, zoals het vrijkomen van broeikasgassen uit ontdooiende permafrost (Friedlingstein et al., 2014; Lenton et al., 2014) veel hoger zouden kunnen zijn dan wordt geschat door de huidige klimaatmodellen.
De verkeerde claims en het plagiaat in het kort:
- SSP5-8.5 is geen plausibele ‘bovengrens’ voor toekomstige emissie-niveaus. Als je uitgaat van het huidige beleid, ligt die bovengrens onder het emissiepad van scenario SSP2-4.5.
- Het KNMI vermengt een plausibel scenario voor beleidsvorming met een stress-test-scenario voor de beoordeling van risico, vanuit het voorzorgsbeginsel. SSP5-8.5 is geen van beide.
- Hausfather en Peters (2020) wordt verkeerd geciteerd en voorgesteld.
- Hausfather en Peters (2020) pleiten niet voor een debat over de plausibiliteit van SSP5-8.5. Sterker nog, zij claimen het omgekeerde: “Gelukkig, en dat is een woord dat wij klimatologen zelden kunnen gebruiken, is de wereld van RCP8.5 er eentje die, volgens ons, ieder jaar minder plausibel wordt.”
- Het KNMI citeert slordig uit Hausfather en Peters (2020):
- “Sommige onderzoekers stellen dat SSP5.8.5 waarschijnlijker zou kunnen zijn dan oorspronkelijk werd gesteld. Dit omdat enkele belangrijke feedback-effecten, zoals het vrijkomen van broeikasgassen uit ontdooiende permafrost (Friedlingstein et al., 2014; Lenton et al., 2014) veel hoger zouden kunnen zijn dan wordt geschat door de huidige klimaatmodellen.”
- Maar het KNMI heeft het niet over de tekst die daarna kwam: “Maar volgens ons suggereren rapporten over de uitstoot in het afgelopen decennium, dat deze in feite dichter bij de mediaan-scenario’s ligt. We stellen dat deze critici naar de extremen kijken en aannemen dat alle variabelen de slechtst mogelijke uitkomst zullen vertonen.”
- Dit is werkelijk zwak: verkeerd citeren en de betekenis van een geleende tekst omdraaien. Het KNMI zou zijn eigen proces van kwaliteitscontrole moeten onderzoeken.
Ik zou nog wel even door kunnen gaan. Maar dat doe ik niet.
De ‘nieuwe’ Nederlandse klimaatscenario’s zijn niet uniek. De regeringen van de Verenigde Staten, het Verenigd Koninrijk, Nieuw-Zeeland, de Europese Unie en zeker vele andere, hebben formeel het gebruik van extreme, niet-plausibele klimaatscenario’s, dus RCP8.5 of SSP5-8.5, in beleidsvorming en regelgeving, aanbevolen of verplicht gesteld.
Ik zal er niet omheen draaien. In 2023 is het geven van officiële overheidsstatus aan klimaatscenario RCP8.5 wetenschappelijk en beleidsmatig wangedrag. Hierdoor zitten we de rest van het decennium vast aan het gebruik van een niet-plausibel klimaatscenario, zelfs terwijl klimaatexperts beter weten.
Een decennium geleden, toen gekozen volksvertegenwoordigers in North Carolina probeerden om niet-complete en verkeerde wetenschap over klimaatscenario’s vast te leggen, protesteerde de wetenschappelijke gemeenschap luid en publiekelijk. In schril contrast daarmee, zijn delen van die gemeenschap nu medeschuldig aan het promoten van slechte wetenschap, nu overheden proberen die slechte en niet-complete wetenschap over klimaatscenario’s proberen in te voeren. Breder bekeken heeft de gehele gemeenschap tot nu toe zijn mond gehouden terwijl men toekeek hoe regeringen en grote instituten achterhaalde scenario’s promoten.
Ik kan niet zeggen dat ik dit helemaal begrijp. We zouden allemaal moeten willen dat regeringen de beste beschikbare en meest actuele kennis gebruiken om tot besluiten te komen. Misschien maakt men zich zorgen dat een reset van onze kijk op de scenario’s, zal leiden tot grote veranderingen in hoe we denken over klimaat en klimaatbeleid. Het uitgaan van extreme scenario’s is immers al decennialang vast onderdeel van klimaatbeleid.
Maar vergis u niet, dit zal veranderen. Alleen, nu nog even niet.